Versie : V1.1 – Datum : 17 Mei 2016 – Status : Definitief

 

 

Medio mei 2016 is de groene versie van de NEN 2767 door de  NEN ter beschikking gesteld voor commentaar.

De groene versie van de NEN2767 beoogt de integratie van de verschillende delen van de bestaande NEN 2767 en daarmee de integratie van de methodieken toegepast in de Burgerlijke & Utiliteitsbouw (B&U) en de Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW). De integratie betreft de NEN 2767 delen 1 (Methode) en 2 (Gebrekenlijst).

Aangenomen wordt dat beheerders/eigenaren de behoefte hebben om één norm te kunnen toepassen voor de conditiemeting van alle beheerobjecten in de gebouwde omgeving. Op deze wijze wordt beoogd om middelen voor het onderhoud “eerlijker” te verdelen over wegen, terreinen, groen, gebouwen en andere beheerbeheerobjecten waarvoor een eigenaar verantwoordelijk is.

Met een kritische blik is gekeken naar de verschillen en overeenkomsten tussen het huidige deel 1 en de groene versie van deel 1. Per onderwerp is er gekeken naar de overwegingen die leiden tot een wijziging of aanpassing, de wijzigingen en aanpassingen zelf en de mogelijke consequenties en impact daarvan. Deze zijn op hoofdlijnen omschreven en zijn niet limitatief.

 

 

Het voorwoord

Het is kenmerkend dat bestaande verschillen niet worden omschreven en toegelicht en niet wordt onderbouwd waarom er gekozen is voor een specifieke aanpak tot integratie. Een voorbeeld hiervan is de stelling dat er methodische verschillen zijn in de NEN2767 voor de B&U en GWW sector. Welke dit zijn blijft ongewis, nog los van de vraag waarom de NEN heeft toegestaan dat er binnen een enkele genormeerde systematiek er verschillen konden ontstaan. Hoewel de norm-commissies gaan over de inhoud blijft het aan de NEN om het overzicht te behouden. Daarnaast is er geen overzicht in welke aanpassingen of concessies er zijn gedaan om te komen tot deze integratie.

Er zijn zeven overwegingen (niet limitatief) opgetekend die rechtvaardigen dat er een geïntegreerde norm komt voor conditiemeting. Vraag hierbij is wat de consequenties zijn van deze overwegingen of er ook overwegingen zijn om het de integratie juist niet te laten plaatsvinden. Een voorbeeld hiervan is de vereiste integrale benadering bij resultaatscontracten die verschillende toetsmethoden en afwegingskaders zouden hebben. Specifieke duiding in de groene versie die dit mogelijke probleem oplost is niet benoemd of omschreven.

In de opzet wordt gesproken over de aanpassingen die de NEN2767 voor de B&U moet ondergaan. Er wordt hierbij stilgestaan bij de aanpassingen die deel 2 van de B&U zal ondergaan wanneer de groene versie geëffectueerd zal worden. Aan de hand van de NPR 4768 worden voorbeelden van beheerbeheerobjecten, elementen, bouwdelen en intensiteiten van gebreken weergegeven. Waar niet op in wordt gegaan is de vraag wie deze databanken gaat beheren en of deze voorbeelden kosteloos beschikbaar zijn voor zowel de eigenaar  als de eindgebruiker.

 

 

1 Onderwerp en toepassingsgebied

Kenmerkend, en mogelijk met de grootste impact van de integratie, is dat er wordt gekozen voor een hiërarchisch opbouw van  te beheren beheerobjecten. Hierdoor worden de huidige (en toekomstige)  gebruikers van de NEN2767 verplicht om hun elementstructuur om te zetten naar “een” hiërarchische structuur.  Daarnaast wordt deze datastructuur genormeerd en wordt in detail nagenoeg alles gespecificeerd. Hierdoor blijft er geen ruimte voor een bedrijfsspecifieke invulling, voor hen die daar de behoefte (of noodzaak) toe hebben. Deze structuur is niet abstract maar concreet. Hierdoor zal de structuur en het element steeds aangepast moeten worden, met  directe gevolgen voor de gebruikte software van de eigenaren.

Tevens is er een verschil in waarop de elementstructuur is gebaseerd. De elementstructuur van de B&U is gebaseerd op een enkelvoudige structuur, de NLSfB- codering, die binnen de B&U als uitgangspunt dient voor bouwwerkzaamheden. De GWW daarentegen kent een aantal benaderingswijzen zoals gehanteerd door het CROW en CB-NL.

Omdat de huidige doelstelling en structuur gebaseerd is op een enkelvoudige registratie van gebreken is deze kwantificeerbaar en kwalificeerbaar. Dit maakt het mogelijk dat gebreken enkelvoudig gekoppeld kunnen worden aan een bouw- of installatiedeel. Dit in combinatie met:

  • een materiaalspecificatie
  • inpandig of uitpandig
  • al dan niet constructief van aard

Deze aanpak is in de huidige NEN2767 uniek, enkelvoudig benoemd en komt dus niet meerdere keren voor. De huidige NEN 2767 is hierdoor consistent, beheersbaar en neutraal. De huidige NEN 2767 kent een hoog abstractieniveau en is daardoor nauwelijks aan mutaties onderhevig waardoor het door een diversiteit aan organisaties toegankelijk en toepasbaar is. De huidige opzet en structuur heeft nauwelijks impact heeft op de bestaande datastructuren en is afgestemd op het doel wat met de NEN2767 wordt beoogd.

In de groene versie wordt gesproken over fictieve materiaalsoorten. Doel hiervan zou zijn om symptomen, indicator, effect, of resultaat van een gebrek te duiden.  Hiermee wordt naast het fenomeen symptomen van gebreken  een tweede duiding geïntroduceerd die niet-materiaalsoort gebonden fenomenen omschrijft. Het is niet verstandig om binnen één norm een variant op het reeds bestaande en gedefinieerde symptoom van het gebrek te introduceren.

In de norm wordt gesproken over de verzorgingsscore. Opgemerkt moet worden dat verzorging ook technisch kan zijn: technisch schoonmaken in tegenstelling tot huishoudelijk schoonmaken. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de atmosferische vervuiling van gevels, ramen en deuren van kunststof wat een technisch gebrek kan zijn. Het technisch schoonmaken van kunststoffen is noodzakelijk om te technisch levensduur te waarborgen. Waar niet op in wordt gegaan is het raamwerk de gebreken en de verzorgingsconditie score op zichzelf.

Wat niet bijdraagt aan de consistentie zijn begrippen als “cost drivers” en “performance killers”. Het legt een financieel verband die niet geduid is in de norm. Ten aanzien van de performance zou er een relatie gelegd kunnen worden met resultaatscontracten,  echter daar wordt verder niet op in gegaan.

 

 

2 Normatieve verwijzingen

Klik op de figuur voor vergroting.
Figuur 1 : Consistentie door binnen 1 context

Wat ontbreekt zijn de normatieve verwijzingen van de algemene context waarin het conditiemeten kan afspelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de internationale norm NEN-ISO 55000 die in het Assetmanagement, de conditie en het technische beheren en onderhouden, een specifieke plek geeft. Als de algemene context is gedefinieerd kan ook de technische context geduid worden waarin het conditiemeten plaatsvindt zoals de NEN-EN 13306 die het onderhoud definieert.

Daarnaast worden daarmee ook het auditeren en de wijze waarop het risico wordt bepaald vastgelegd in de daartoe bedoelde normen als de NPR-ISO Guide 73 en de NEN ISO 19011. Het is een gemiste kans om de context waarbinnen het conditiemeten plaatsvindt niet te duiden en daarmee de verwante normen niet te  bekrachtigen.

 

 

3 Termen en definities

Wat opvalt is dat er verschillende termen worden gebruikt waarop de norm en de groene versie is gebaseerd die niet zijn gedefinieerd. Denk hier bij aan de volgende termen die een waardevolle bijdrage kunnen leveren als ze als zodanig ook worden gehanteerd :

  1. Functie
  2. Functieverlies
  3. Functionaliteit
  4. Levensduur
  5. Risico
  6. Slijtage
  7. Symptoom
  8. Symptomen van gebreken
  9. Onderhoud
  10. ……

 

Deze voorbeelden zijn niet limitatief. Het toevoegen van termen kan leiden tot meer inzicht, consistentie en minder discussie. Wat opvalt is de definitie van basiskwaliteit als gebrek. Op deze wijze blijft het een algemene omschrijving terwijl een specifieke duiding gewenst is. Denk hierbij aan het toevoegen van “technische toestand” bij de nieuwbouwsituatie of het structureel toevoegen van opmerkingen bij de definities.

 

 

4 De aggregatie naar elementniveaus.

NEN Aggregatie alleen B&U V0.1
Figuur 2 : Aggregatie van elementen

De groene versie van de NEN2767 definieert de conditiewaarde tot en met het bouwdeelniveau. Dit betekent bijvoorbeeld dat conditie 4 van bijvoorbeeld beschermlagen van kozijnen bij aggregatie op gelijk niveau gehandhaafd blijft  met conditie 4 voor luchtbehandelingskasten. Voor de goede orde: deze stelling gezien vanuit normatief perspectief. De conditiewaarden behoren op bouwdeelniveau binnen een zelfde kader berekend worden en zijn de conditiewaarden op dit lage niveau van belang voor allerlei vervolgstappen in het beheer- en onderhoudsproces. Voor besluitvorming op managementniveau is het echter van cruciaal belang dat ook conditiewaarden op hogere abstracties kunnen worden verstrekt. Dit is noodzakelijk om een valide onderbouwing te geven voor de noodzakelijke toekomstige onderhoudsactiviteiten of budgetten te alloceren over meerdere beheerobjecten. In de huidige norm wordt hiervoor het begrip “Ernst” gebruikt. Dit begrip geeft bij aggregatie een dimensie aan de berekende conditiewaarde op bouwdeelniveau waardoor recht gedaan wordt aan de onderlinge verschillen tussen primaire, secundaire en tertiaire bouwdelen. Bijvoorbeeld tussen de verschillen in ernst bij berekende conditiewaarden van beschermlagen van kozijnen en die van luchtbehandelingskasten.

Waar men zich van bewust moet zijn (en blijven) blijven is dat het besluit waaraan budget ter beschikking wordt gesteld , nl risico en conditiescore, los van elkaar staan. De bijlage B, “Rekenmethodiek conditie van een samenstel van delen” vervangt de waarde van de gebrekenparameter ernst bij aggregatie niet noch de kwantificeringswijze van risico’s in bijlage D.

 

 

5 Plaats van de NEN2767 in het beheer & onderhoud

Klik op de figuur voor vergroting
Figuur 3 : Levenscycli Assets

De eerste stap in het opstellen van het Meer Jaren OnderhoudsPlan is “onderzoeken en risico-analyses” in het schema  “Conditiemeting voor een meerjarenonderhoudsplanning”. De bijlage is informatief maar de opzet en invulling van de NEN2767 zijn door haar plaats in het processchema, wel afhankelijk gemaakt van de eerste processtap. Wij nemen aan  dat in deze eerste stap bijvoorbeeld een FMEA-aanpak moet worden uitgevoerd. Dit is een systematiek uit de industriële omgeving waar, vanwege continuïteit en productie, falen en stilstand leidt tot productieverlies, claims of veiligheidsissues. Over het algemeen draait het hierbij om de effecten van bedrijfs- en financiële risico’s bij uitval. Onderhoud, en met name het dagelijks onderhoud, wordt hierop afgestemd.

Deze systematiek wordt nu ook aan het lange termijn instandhoudingsproces van de gebouwde omgeving gekoppeld. De conditiemeting is hiermee een onderdeel geworden van het denken en besluiten op basis van risico’s. Deze aanpak lijkt logisch als het gaat om installaties of bouwdelen waarbij de consequenties van uitval groot zijn. Echter deze installaties en bouwdelen vergen een heel andere (afwijkende) onderhoudsstrategie als het overgrote deel van de B&U.

Bij de huidige NEN-2767 is het uitgangspunt een onafhankelijke methode om effectief en efficiënt in te spelen op de technische levensduur van de gebouwde omgeving. Deze gebouwde omgeving is voor een groot deel statisch en de planning bevat een termijn over meerdere tientallen jaren.

Op dit punt is er een significant verschil: de degradatiekromme waarop de norm is gebaseerd moet in de B&U bepalen wanneer er een conditiemeting plaatsvindt en niet het risico. Over het areaal ontstaat op deze wijze een continue en actueel inzicht van de conditiewaarde van bouwdeel tot en met beheerbeheerobject en hoger. Dit wil niet zeggen dat aan de bouwdelen van de beheerbeheerobjecten geen risico’s en allerlei belangen zijn te identificeren. Om deze reden is dan ook de hele opzet van de huidige NEN2767 gericht op de omvang, intensiteit, ernst, het belang en het risico van een gebrek. De conditiemeting dekt bij toepassing voor de technische levensduur op de lange termijn ook dus risico’s af op een wijze die recht doet aan de aard en kenmerken van de bouwdelen van de gebouwde omgeving.

Van een geheel andere orde is de vermenging van meetschalen. De conditie wordt uitgedrukt op een kwalitatieve ordinale schaal. Feitelijk betekent dit niet meer dan een ordening in bijvoorbeeld : goed – beter – best. RAMSHEEP en aanverwante methoden zijn kwantitatief. Termen als bijvoorbeeld betrouwbaarheid (R) en beschikbaarheid (A) worden uitgedrukt in een kwantitatieve ratioschaal in percentages van enkele honderdsten of duizendsten. De vraag is wat de de gevolgen kunnen zijn als kwantitatieve en kwalitatieve meetschalen binnen één methode gebruikt en toegepast worden.

 

 

6 Steekproefgrootte

Normaal verdeling
Figuur 4 : Normaal verdeling & Betrouwbaarheid

Een groot gemis in de groene versie is een aanzet tot het vaststellen van de steekproefgrootte van de te nemen inspecties. De steekproefgrootte bepaald mede de betrouwbaarheid van de inspectie los van de kwaliteit. Daar waar de Rgd-BOEI methode de steekproefgrootte bepaald laat de conditiemeting dit over aan de gebruiker. Een uitspraak over de minimale steekproefgrootte is wenselijk gezien de overwegingen waarom er conditiemetingen plaatsvinden.

 

 

7 Resumé

Ogenschijnlijk bewerkstelligt de groene versie van de NEN2767 de integratie van de B&U en GWW zonder al te veel consequenties. Echter wanneer er wordt gekeken naar wat ervoor nodig is om de twee sectoren te harmoniseren blijkt dat de consequenties en impact groter zijn dan gedacht. De vraag is of de zwijgende meerderheid van Assetowners daadwerkelijk zit te wachten op wijzigingen met een dergelijke impact, en mogelijk verbonden kosten.

Een geheel andere invalshoek is de vraag of een methode die een geruime tijd zijn waarde heeft bewezen op deze wijze moet worden gewijzigd omwille van de integratie. Het doel mag niet boven de methode gesteld worden. Dat betekent niet dat er niet geïnnoveerd mag worden of mag worden doorontwikkeld. Er is zeker behoefte aan een integratie, omdat er geen eenduidige elementstructuur is voor elementen tussen  het gebouw en de erfscheiding. Op het moment dat Assetowners naast het gebouw ook terreinen, parken, oprijlanen e.d. eenduidig en integraal willen beheren is het van belang dat er één methode en elementstructuur is.

Het is dus de vraag of de groene versie in deze vorm geëffectueerd moet worden of dat  juist eerst de tijd genomen moet worden om te komen tot integratie van methoden met marginale aanpassingen.

 

Review : A Straub

 

Dit artikel is geplaatst in het discussieplatform Maincontract Developement. Klik hier om uw mening omtrent het artikel te geven of discussie te bekijken