Pagina Inhoud

 

Status 

  • Concept Versie : V.10  Juni 2013
  • Definitief V0.12: 14 September 2015 
  • Publicatiedatum TVVL: 13 Juni 2016

Het artikel is beschikbaar als online versie of als artikel zoals gepubliceerd in TVVL magazine. Op deze pagina is de webversie geplaatst inclusief het ‘Peer Review-Proces’ in hoofdstuk 5 tabblad 2. Tevens bevat ieder ‘rood’ woord een pup-up voor de definitie. 

Klik Hier voor het TVVL-Artikel

 

Om van een Asset gedurende zijn levensduur de beoogde functie te waarborgen en de waarde die het vertegenwoordigt zolang mogelijk te handhaven, moet er technisch beheer en onderhoud plaatsvinden. Het technisch beheer en onderhoud omvat een omvangrijk aantal activiteiten. Dit kunnen zijn het op orde houden van de gedocumenteerde informatie gedurende de levensduur van de Asset, het oplossen van incidenten, het treffen van preventieve maatregelen om afwijkingen te voorkomen, corrigerende maatregelen om de oorzaak van een afwijking weg te nemen om herhaling te voorkomen, predictieve maatregelen voor het monitoren van condities of prestaties,  enz. Het technisch beheer en onderhoud omvat naast het waarborgen van de beoogde functie en de waarde ook het vervangen van bouw-en installatiedelen als hun technische conditie dusdanig is gedegradeerd dat zij niet meer kunnen voldoen aan de functionele prestatie-eisen. Al deze activiteiten kunnen geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden aan derden. Wanneer derden de onderhoudsactiviteiten uitvoeren is dit vastgelegd in een overeenkomst, het zogenaamde onderhoudscontract.
In het onderhoudscontract is o.a. vastgelegd wat er van de opdrachtnemer wordt verwacht aan activiteiten en te leveren prestaties om de functionaliteit en de prestatie-eisen van de Asset te waarborgen. Tevens zijn hierin de voorwaarden omtrent kosten en/of investeringen die tot de aanneemsom behoren geregeld. Afhankelijk van het type onderhoudscontract zijn inspanningen van de opdrachtnemer of prestatieeisen van bouw- en installatiedelen beschreven waaraan voldaan moet worden. Om elementen waaruit bouw,- en installatiedelen zijn samengesteld, hun prestaties of resultaten van het onderhoud te kunnen monitoren en auditeren is het van belang dat op uniforme wijze het aantal elementen en de conditie waarin deze elementen zich bevinden vastgesteld is. Het aantal elementen en hun technische conditie is een belangrijke parameter voor onder andere het bepalen van de aanneemsom, de prestaties en functionaliteit. Om op uniforme wijze te kunnen communiceren over deze elementen en hun conditie worden veelal conditiemetingen als de NEN2767 en/of RgdBOEI® gebruikt tijdens de Contract Vormingsfase (CV), de Contract Implementatiefase (CI) en de Contract Realisatiefase (CR).

Author:  ing. Jan Stoker MSc. MEng.  

De vraag hierbij is wat de rol en invloed van conditiemeten volgens de NEN 2767 en/of RgdBOEI® is, wanneer deze methoden onderdeel zijn van de CV, CI en CR fase. Op het moment dat beide methoden invloed hebben, zo niet bepalend zijn, voor bijvoorbeeld de aanneemsom van een onderhoudscontract kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor o.a. de wijze waarop het onderhoud gaat plaatsvinden, maar ook voor de omvang van het financiële risico wat de opdrachtnemer gaat dragen. In dat geval zou dat betekenen dat beide methoden een uitspraak doen over toekomstige gebreken aan de hand van symptomen van een gebrek. Specifiek de NEN 2767 heeft het waarnemen en vaststellen van het symptoom van een gebrek gedefinieerd als onderdeel van de inspectie. Een symptoom is in de meeste gevallen niet visueel waarneembaar en dient vastgesteld te worden aan de hand van metingen. Tijdens de implementatie van het onderhoudscontract kan het voorkomen dat in de verificatieperiode tijdens de CI-fase de opdrachtnemer een symptoom van een gebrek vaststelt dat niet bekend was tijdens het aanbestedingsproces in de CV-fase. Wordt er een symptoom van een gebrek vastgesteld tijdens de verificatieperiode (CI-fase) dan biedt dit de opdrachtnemer de gelegenheid om in overleg te gaan met de opdrachtgever of het terecht is dat een toekomstige reparatie of vervanging nog wel tot de aanneemsom behoort. De conditiemeting is in dit geval concreet en kan het inzicht geven in de vaststelling van een gebrek, een toekomstig gebrek of een verborgen gebrek.

 

De context waarin conditiemeten en onderhoudscontracten zich afspelen is het technisch beheer en onderhoud tijdens de levensduur van een asset. Met de levensduur wordt bedoelt de gehele periode vanaf het moment dat er een behoefte is aan een asset tot en met de sloop van de asset en alles wat daarin in gehuisvest wordt. De levensduur kan bestaan uit verschillende levensduurcycli zoals het gebruik nadat het gebouwd is, het gebruik nadat er gerenoveerd is en het gebruik nadat de functie van het gebouw gewijzigd is. Binnen iedere levenscyclus zijn er levensduurkrommen van bouw- en installatiedelen. De start en einde van een onderhoudscontract vinden plaats in een bepaalde tijdspanne tijdens een levenscyclus. Dit zorgt ervoor dat een onderhoudscontract geconfronteerd wordt met verschillende levensduurkrommen. Zo is de levensduurkromme van constructieve aard, bijvoorbeeld een constructie, beduidend anders dan de levensduurkromme van werktuigbouwkundige aard, bijvoorbeeld die van verlichting. Deze uiteenlopende levensduren zorgen er voor dat gebreken verspreid voorkomen tijdens de duur van een onderhoudscontract. In onderstaande figuur is de conditie van de Asset in relatie tot de levenscyclus en  levensduur weergegeven. In deze figuur zijn verschillende levenscycli van de Asset en verschillende levensduurkrommen van bouw-, en installatiedelen tegen elkaar afgezet in tijd.

Figuur 1 : Levensduur en levensyclus in relatie met de technische conditie conform de NEN2767.

 

Een geheel andere relatie is die tussen conditie en faalgedrag. Met name wanneer de conditiemeting wordt gebruikt bij onderhoudscontracten waarbij het dragen van het financiële risico door de opdrachtnemer een dominante factor is in de aanneemsom, speelt het faalgedrag van bouw,-en installatiedelen een belangrijke rol. Het faalgedrag bepaalt mede de hoogte van de afkoopsom; hoe hoger de kans op falen, hoe hoger de aanneemsom, immers de opdrachtnemer draagt het financiële risico. In de praktijk is het dus de vraag of de conditiemeting waarop de aanbesteding is gebaseerd ook na de gunning en tijdens de verificatieperiode valide blijft. Is dit het geval, dan heeft de opdrachtnemer symptomen van gebreken vastgesteld  die falen binnen de contractperiode aantonen.

Centrale vraagstelling is of conditiemetingen volgens NEN 2767 en BOEI voldoende zekerheid kunnen bieden  om een uitspraak te doen over toekomstig faalgedrag van elementen en zij een relatie leggen tussen parameters en variabelen als conditie, KPI’s, MJOB, aanneemsom en afkoopsom. Aan de hand van een casestudy is gekeken naar de relatie tussen deze parameters en variabelen.

 

1. Toepassingsgebied en rol conditiemeting bij onderhoudscontracten.

Binnen het technisch beheer en onderhoud van Assets wordt er veelal gebruik gemaakt van conditiemeetmethoden volgens de NEN2767 en/of RgdBOEI® als het technisch beheer en onderhoud door derden wordt uitgevoerd. Beide conditiemeetmethoden doen een uitspraak over het aantal aan te besteden elementen en hun geaggregeerde conditie tijdens de CV-fase. Op grond van deze gedocumenteerde informatie kunnen de opdrachtnemende partijen een aanneemsom bepalen waarna het toepassen van de gunningscriteria een opdrachtnemer wordt geselecteerd. Na gunning wordt het onderhoudscontract geïmplementeerd tijdens de CI-fase en vindt verificatie plaats door de opdrachtnemer van het aantal elementen en hun conditie. Na de CI-fase vindt de realisatie plaats tijdens de CR-fase van de overeengekomen activiteiten zoals het in stand houden van de vooraf gedefinieerde conditie van elementen en hun gewenste functie.

Het totale traject van het uitbesteden van  bestaat uit globaal zes stappen verdeeld over de drie contractfases zoals geïllustreerd in figuur 2.

Figuur 2 : Processtappen Contract Vorming (CV), Contract Implementatie (CI) en Contract Realisatie (CR).

Binnen de Burgerlijke & Utiliteitsbouw (B&U) en de Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW) kunnen de NEN2767 en RgdBOEI® conditiemeetmethoden toegepast worden in de drie contractfases. De NEN2767 wordt toegepast in de B&U en de GWW sector, de RgdBOEI® daarentegen alleen in de B&U. De NEN2767 delen 1 en 2 worden gebruikt in de B&U en de NEN2767 delen 1 en 4 in de GWW sector. Deel 1 van de NEN2767 is generiek en omschrijft de conditiemeting als methode en in de NEN2767 delen 2 en 4 zijn de gebreken gedefinieerd voor respectievelijk de B&U en GWW.

Beide inspectiemethoden zijn visuele (zintuiglijke) bepalingsmethoden die op niet destructieve wijze, al dan niet met gebruik van eenvoudige hulpmiddelen, zichtbare gebreken of symptomen van gebreken identificeren en deze kwalificeren. Na toepassing van de te volgen stappen voor het opstellen van de geconstateerde gebreken zijn er een aantal manieren om de conditie van bouw-, en installatiedelen of het samenstel van bouw- en installatiedelen te bepalen. Uiteindelijk resulteert dit in een uitspraak over de conditie van de geïnspecteerde elementen die wordt uitgedrukt op een ordinale zespuntschaal. Fundamenteel verschil tussen beide methoden zijn de gebruikte elementstructuren, en de RgdBOEI® is specifieker op een aantal vlakken zoals bijvoorbeeld de steekproef van de te inspecteren elementen en de vereenvoudiging van het aantal elementen.

Naast gebruik van de inspectiegegevens tijdens de contractvormingsfase en aanbesteding voor het vastleggen van het aantal elementen en hun conditie, worden de gegevens ook gebruikt in de CI-fase voor verificatie, en tijdens de CR-fase voor het vastleggen van de conditie die gehandhaafd moet worden. Met name na gunning in de CI-fase hebben de methoden een belangrijke rol omdat in deze fase verificatie plaatsvindt van het aantal elementen en hun conditie waarop de aanneemsom is gebaseerd. Tijdens de CR-fase dienen de methoden om de conditie van de te onderhouden elementen te auditeren en te monitoren.

 

2. Contract Implementatie : Vaststelling feitelijke situatie.

Na gunning wordt de opdrachtnemende partij tijdens de CI-fase in de gelegenheid gesteld om een verificatie van het aantal elementen en hun conditie uit te voeren. Deze verificatie wordt veelal de “vaststelling feitelijke situatie” genoemd. Na verificatie bevestigt de opdrachtnemer dat het aantal elementen en de conditie van deze elementen conform de verstrekte informatie was tijdens de aanbesteding. Indien naar mening van de opdrachtnemende partij dit niet het geval is, volgt overleg tussen opdrachtgever en opdrachtnemer om gezamenlijk de juistheid van de geconstateerde verschillen vast te stellen. Op grond van die vaststelling en de bevestiging dat partijen het eens zijn over de feitelijke situatie kan de opdrachtnemer zijn bedrijfsvoering zoals bijvoorbeeld zijn onderhoudsstrategie, risicoanalyse, storingsafhandeling, inkoop van materialen, bedrijfsprocessen e.d. vorm en inhoud geven, zodat kan worden voldoen aan de gewenste functionele specificaties conform het onderhoudscontract. Het monitoren en auditeren hiervan vindt plaats aan de hand van de NEN2767 en/of RgdBOEI®.

 

3. Controverse; conditiemeten is waarnemen en geen functionaliteitstoets.

Inherent aan het type onderhoudscontract zoals bijvoorbeeld Prestatiecontracten, Integrale Beheer Contracten of Maincontracting verschuiven ook de risico’s, verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar de opdrachtnemer. Naar mate verantwoordelijkheden, bevoegdheden en risico’s verschuiven naar de opdrachtnemer, en specifiek wanneer vervangingskosten van niet volledig functionerende (defecte) elementen tot de aanneemsom behoren, nemen de financiële risico’s voor de opdrachtnemer toe.

In de situatie dat de financiële risico’s marginaal zijn zou de zintuiglijke waarneming van gebreken volstaan om een uitspraak te doen of elementen gaan falen binnen de contractperiode. Het risico voor de opdrachtnemer is dan minimaal omdat er nagenoeg geen financiële consequenties zijn. In de situatie dat de opdrachtnemer ook verantwoordelijk is voor de vervangingskosten van elementen zouden de conditiemetingen volgens NEN2767 en/of RgdBOEI® een uitspraak moeten kunnen doen over de mate waarin functioneel afgeweken wordt en over het identificeren van symptomen van gebreken.

De vraag is of conditiemetingen volgens de NEN2767 en/of RgdBOEI® voldoen als methode om te monitoren en auditeren tijdens de drie contractfases. Het argument om beide inspectiemethoden ter discussie te stellen is dat beide inspectiemethoden beschouwd worden als zintuiglijke en niet-destructieve inspectiemethoden. Het vaststellen van de gebreken en symptomen van gebreken vindt zintuiglijk en niet-destructief plaats, al dan niet met gebruik van eenvoudige hulpmiddelen. Algemeen geaccepteerd is dat de beide methoden hierdoor geen uitspraak doen over het vaststellen van de functionaliteit, functieverlies en/of het identificeren van symptomen van gebreken.

Een casestudy over uitbesteed onderhoud gebaseerd op de NEN2767 en RgdBOEI® heeft aangetoond dat de conditiemetingen NEN2767 en RgdBOEI® een uitspraak doen over de gewenste functie en/of functionaliteitsverlies, de voorspelling daarvan en het identificeren en kwalificeren van symptomen van gebreken. De controverse dat conditiemeten niet meer is dan waarnemen van gebreken blijkt onjuist en daarmee geruime tijd onjuist geïnterpreteerd en toegepast.

 

3.1 Casestudy

In de case is gekeken naar de rol en invloed van conditiemetingen volgens NEN2767 en handboek RgdBOEI® op onderhoudscontracten binnen de B&U sector als deze gebruikt worden als inspectie methode in de CV-CI-CR fase. In het beschouwde onderhoudscontract behoren vervangingen van niet functionerende elementen tot de aanneemsom. Aanleiding was de stelling dat de NEN2767 en RgdBOEI® inspectiemethoden geen uitspraak doen over functionaliteit en /of functionele prestaties en te kort schieten om symptomen van gebreken vast te stellen, omdat beide methoden zintuiglijke en niet destructieve inspectiemethoden zijn.

 

Functionaliteit

Tabel A.2 NEN2767
Figuur 3 : Tabel A.2 NEN2767 Bron: NEN 2767

In het raamwerk gebrekenlijsten (tabel A.1) zijn gebrekensoorten gedefinieerd en is daaraan normatief de bijbehorende gebrekenparameter “Ernst” gekoppeld. Eén van die soorten heet “Werking” en doet een uitspraak over de functionaliteit en de functionele prestaties van elementen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in “Werking Primair” en “Werking Secundair”, respectievelijk een “Ernstig” en “Serieus” gebrek. Uit de toelichting blijkt dat vastgesteld moet worden of bouw,-en installatiedelen functioneren en/of voldoende functionaliteit hebben om hun prestatie te leveren.

 

Vaststellen symptomen van gebreken.

Een specifiek voorbeeld is het trillen van een liftmotoras. Het trillen van een liftmotoras is zowel in de NEN2767 deel 2 en RgdBOEI® deel 2d een “Ernstig gebrek” en ingedeeld onder de gebrekensoort “Materiaal”. In sommige gevallen kan het trillen van de liftmotor zintuiglijk worden waargenomen. In dat geval kan het gebrek gekwalificeerd worden en kan hier naar worden gehandeld. In het geval dat symptomen van het gebrek (trillingen) niet zintuiglijk waarneembaar zijn kan dit leiden tot de situatie dat falen en defecten aan elementen niet voorspelbaar zijn en dus ook niet de financiële impact daarvan. Metingen kunnen echter gebruikt worden om vast te stellen of er symptomen van de gebrekensoort “Werking Primair” of “Werking Secundair” aan de orde zijn.

 

De invloed van symptomen van gebreken op onderhoudscontracten.

Tabel A.1 NEN2767
Figuur 4 : Tabel A.1 NEN2767 Bron : NEN2767

Symptomen van gebreken zijn een belangrijke parameter voor het bepalen van de vervangingskosten van bouw,-en installatiedelen wanneer deze tot de aanneemsom behoren en geven inzicht in welke mate bouw-,en installatiedelen functioneel zijn of voldoen aan hun functionele prestatie.

Naast de gebreken tijdens de CV,CI-fase moeten de symptomen van gebreken bepaald worden omdat anders de aanneemsom niet excact bepaald kan worden. Zijn de symptomen van gebreken niet bekend dan kan het gedurende de CI en/of de CR-fase voorkomen dat onvoorzien bouw- en installatiedelen niet meer voldoen aan functionele (prestatie) eisen of defect gaan. In die situatie moet de opdrachtnemer de vervanging uitvoeren en financieren omdat deze tot de aanneemsom behoren volgens het onderhoudscontract.

Omdat men zich niet kan beroepen op het feit dat de inspectiemethode alleen een visuele en niet-destructieve inspectiemethode is, zal opdrachtnemer die het risico draagt symptomen van gebreken die leiden tot functionele gebreken en/of het verlies van functionaliteit moeten identificeren. Hiermee voorkomt de opdrachtnemer dat gedurende de duur van het onderhoudscontract onvoorzien zijn aanneemsom onjuist belast wordt. Het verifiëren, en dus het identificeren van symptomen van gebreken, vindt over het algemeen plaats na gunning tijdens de CI-fase. De opdrachtnemer wordt dan in de gelegenheid gesteld om de “feitelijke situatie vast te stellen”.

NEN Aggregatie alleen B&U V0.1
Figuur 5 : Aggregatie elementen & Functionaliteit

Wanneer tijdens het vaststellen van de feitelijke situatie tijdens de CI-fase er geen symptomen van gebreken worden geconstateerd door de opdrachtnemer dan blijken de inspectieresultaten die zijn gebruikt tijdens de aanbesteding juist en kan gesteld worden dat de financiële risico’s bekend zijn en het beoogde verdienmodel gestand kan houden.

Mochten er tijdens de verificatieperiode onverhoopt toch symptomen van gebreken geconstateerd worden waardoor bouw,-en installatiedelen een minder goede conditie hebben dan waar de aanneemsom op is gebaseerd, ontstaat de situatie dat vervangingskosten die in eerste aanleg tot het onderhoudscontract behoorden verrekenbaar worden. Het constateren dat elementen een andere conditie hebben dan waarop de aanneemsom is gebaseerd betekent ook dat de door de opdrachtnemer beoogde onderhoudsstrategie, onderhoudsplanningenrisicoanalyse, beoogde hersteltijden, enz etc niet meer valide zijn en dus de aanneemsom herzien moet worden. Voor de opdrachtgever betekent dit dat de toekomstige en beoogde vervangen en/of investeringen herzien moet worden.

De aard en eigenschappen van de symptomen van gebreken geven inzicht en informatie in welke mate er voldaan kan worden aan functionaliteit en functionele prestaties van bouw- en installatiedelen. De mate waarin kan worden bepaald door risico analyse technieken en methoden als bijvoorbeeld System Engineering, Failure Mode and Effect Analyses, en probabilistische methoden. Dergelijke inzichten zijn waardevol voor het Assetmanagementsysteem.

 

4. Aanbevelingen naar aanleiding van de case.

 

  1. Het markante van deze casestudy is de interpretatie en toepassing van de NEN2767 en/of RgdBOEI®. Algemeen geaccepteerd is dat beide methoden niet de functionaliteit van bouw-, en installatiedelen toetsen en dat het waarnemen en vaststellen van gebreken zintuiglijk plaatsvindt en als zodanig worden toegepast. Dit is feitelijk niet juist omdat functionaliteit een gebrekensoort is die deel uitmaakt van het raamwerk gebreken en dat er zonder metingen geen symptomen van gebreken vastgesteld kunnen worden die niet zintuiglijk waar te nemen zijn. Het vaststellen van symptomen geeft inzicht in de toekomstige functionaliteit en of er voldaan kan worden aan de functionele prestatie-eis. Methoden om dit vast te stellen zijn de methoden zijn bijvoorbeeld System Engineering, Failure Mode and Effect Analyses en probabilistische methoden. Het beeld dat conditiemeting conform de NEN2767 en RgdBOEI® alleen een zintuiglijke inspectie is moet worden bijgesteld naar een zintuiglijke inspectie naast een functionaliteitstoets die gebreken en symptomen van gebreken kan vaststellen.
  2. Om meerwaarde te creëren met behulp van de conditiemeting(en) bij onderhoudscontracten moeten minimale eisen gesteld worden aan de competenties en capabiliteit van inspecteurs werkzaam bij zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. Beoordelend vermogen van inspecteurs is essentieel om dispuut te voorkomen over de aanneemsom en het daarvan afhankelijke onderhoudsproces, de contractuele verplichtingen. en te leveren prestaties van de opdrachtgever en opdrachtnemer voor de klant/gebruiker.
  3. De kwaliteit van de inspecties waarop de aanbesteding is gebaseerd beïnvloedt in grote mate de aanneemsom en het beoogde onderhoudsproces van de opdrachtnemer. Dit vergt een minimaal competentieniveau van de inspecteur en vanuit de opdrachtgever een waarborging daarvan. Omdat het gaat om een keten met een aanbestedingscomponent, en dus een wettelijk kader, zou de inspecteur aansprakelijk gesteld kunnen worden indien de vaststelling feitelijke situatie substantieel afwijkt van de inspectiegegevens die gebruikt zijn bij de aanbesteding.
  4. Ten aanzien van de norm en de richtlijn zijn de NEN 2767 delen 1 en 2 niet consequent in het definiëren van de gebrekenparameter die de niet-zintuigelijke waarneming omvatten. Gebreken zijn niet consequent en eenduidig omschreven tussen de verschillende technische disciplines. Dat geldt ook voor de omvang van de te inspecteren elementen, terwijl dit juist in de RgdBOEI® methode wel expliciet is omschreven. Belangrijk voor contracten waarin conditiemeting als meetinstrument wordt voorgeschreven is dat in de volgende versies van NEN2767/RgdBOEI® de vaststelling van gebreken en symptomen omvangrijker en explicieter wordt voorgeschreven, het referentiekader (elementen en gebrekenlijsten) eenduidiger worden vastgelegd en dat daarvoor ook een breed draagvlak is. Om te komen tot consistentie in de relatie met termen en definities van Assets, Assetmanagement en Assetmanagementsystemen kan relateren aan de NEN-ISO55000 een oplossing zijn.
  5. Een praktisch punt is of het realistisch is om binnen de tijd die de opdrachtgever stelt de verificatie te doen (vaststelling feitelijke situatie). In verhouding met de totale contractduur moet een dominante factor als vaststelling feitelijke situatie binnen een relatief korte termijn worden afgehandeld. Een oplossing kan zijn dat de opdrachtnemer meer eigen inspecteurs binnen zijn organisatie heeft om minder afhankelijk worden van externe partijen.

 

Klik hier voor het volledige artikelDiscuss or give your opinionFollow on FacebookFollow on Twitter

5. Bibliografie, toegepaste methode, afkortingen e.d.

1. Bibliografie2. Toegepaste methode3. Afkortingen4. Figuren5. Case & Case review6. Artikel review

Afkortingen

  1. B&U : Burgerlijke & Utiliteitssector
  2. GWW: Grond Weg en Waterbouw
  3. CV : Contract Vormingsfase
  4. CI : Contract Implementatiefase
  5. CR : Contract Realisatiefase

 

Essentiële afkortingen, termen en definities NEN2767 deel 1 : Inspectie : paragraaf 3.1

Inspectie:

Bepalingsmethode op een niet-destructieve wijze, al dan niet met gebruik van eenvoudige hulpmiddelen als tape, spiegeltje, rollermaat, zakmes, priem, verrekijker en dergelijke, van zichtbare gebreken of symptomen van gebreken

 

Betekenis “Symptoom” :

  • Dikke van Dale : verschijnsel waaraan men een zaak, die nog enigszins verborgen is, herkent.
  • Synoniem : Aanwijzing.

 

  1. Figuur 1 :  Bron www.maincontract.nl : Leerlijn  “Introductie op het Assetmanagement”
  2. Figuur 2 :  Processtappen CV-CI-CR onderhoudscontracten onderzoek www.maincontract.nl
  3. Figuur 3 :  Tabel A2 NEN2767 Bron NEN2767 deel1.
  4. Figuur 4 :  Tabel A.1 NEN2767 Bron NEN2767 deel 1
  5. Figuur 5 : Aggregatie elementen & functionaliteit onderzoek www.maincontract.nl

 

  1. Ing. R. Kollaard; RvB, Projectleider en verantwoordelijke voor de RgdBOEI methode
  2. Ing. A. van den Bulk ; RvB, Docent RgdBOEI IIV Hogescholen,- Arnhem, Utrecht en Den Haag.
  3. Dr. Ir. A. Straub ; TU Delft, Associate Professor / Faculteit Bouwkunde OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving. Tevens Co-Promotor
  4. Prof. Dr.Ir. V. Gruis ; TU Delft, Hoogleraar Housing Management- Afdeling Management in the Built Environment. Tevens Promotor
  5. Studenten IIV – IAVcohort Maart 2015 (Groepsgrootte 14)
  6. Studenten NEN2767 Cohort Maart 2015 (RvB-Defensie groep  / Groepsgroote 13)
  7. Studenten in onderzoek met directe relatie onderwerp (groepsgrootte 4)
  8. Participant Veolia
  9. Participant TBI-CWF
  10. Participant Gemeente Amsterdam
  11. Participant Gemeente Rotterdam
  12. Participant KPN
  13. Participant Hogeschool Utrecht (Vastgoed & Facilities)
  14. RvB-AT&T